✅ Word lid van het actiefste beursforum voor de Belgische belegger!
Met een account op Beursforum.be ziet u minder advertenties (geen advertenties bij genoeg activiteit), kunt u zich abonneren op uw favoriete onderwerpen en zo op de hoogte blijven van de laatste berichten, krijgt u toegang tot de chat en kunt u net als vele andere beleggers vragen stellen en uw kennis delen.
Wist u dat u zich binnen 1 minuut kunt aanmelden?
Allerlei (financiële) info
- charel01
- Forumveteraan
- Berichten: 7086
- Lid geworden op: 06 nov 2021 09:52
- Heeft bedankt: 9914 maal
- Is bedankt: 8062 maal
Re: Allerlei (financiële) info
Samen een huis kopen zonder te trouwen? “Hou hiermee rekening om ruzies of problemen te vermijden”
Eerst trouwen en daarna een woning kopen: die tijd is nu definitief voorbij. Maar hoe pak je dat als koppel slim aan als je spaarvarken niet even groot is? Ga je beter feitelijk of wettelijk samenwonen? En wat zijn de gevolgen bij een scheiding of overlijden? HLN-vermogensexpert Isabelle Verhulst legt alle opties helder uit: “Je kan de woning in een verschillende verhouding kopen, maar dan bots je op twee nadelen.”
Een woning kopen, is vaak de grootste financiële stap in iemands leven. Ongehuwde koppels hebben mogelijk extra kopzorgen: want hoe pak je een ongelijke inbreng aan? En wat als het tot een relatiebreuk of zelfs een overlijden komt? Om deze belangrijke vragen te beantwoorden, neemt HLN-vermogensexpert Isabelle Verhulst het voorbeeld van Anja en Jo: een jong, ongehuwd koppel dat een fermette van 250.000 euro wil kopen. Hoe beschermen zij zich het best? En hoe pakken ze het aan als Jo bijvoorbeeld 50.000 euro meer spaarcenten wil inbrengen?
1. Wie is eigenaar van wat ?
De namen op de aankoopakte bepalen wie de eigenaar van de woning is. Dus als Jo en Anja niets bijzonders vermelden en samen het huis kopen, dan worden ze verondersteld elk voor de helft eigenaar te zijn. Ook al betaalt de ene de lening af of stopt die meer geld in de lening (zoals Jo in het voorbeeld, red.) Maar je kan de verhouding waarin je aankoopt ook aanpassen.
2. Kopen in verschillende verhouding
Anja en Jo kunnen ervoor kiezen om de woning in een verschillende verhouding te kopen. Jo voor zestig procent en Anja voor veertig procent, bijvoorbeeld. Let wel, deze optie heeft twee nadelen.
Wil je elke dag de HLN Avond nieuwsbrief van Het Laatste Nieuws ontvangen via e-mail?
Zo is dit percentage van toepassing op alles wat integraal van de woning deel uitmaakt. De vernieuwde keuken en badkamer, bijvoorbeeld, zullen dan ook in een percentage van 60/40 aan Jo en Anja toebehoren. Ook al heeft Anja uiteindelijk evenveel als Jo betaald. Dit kan voor Anja nadelig uitdraaien wanneer het tot een breuk komt. De wet voorziet voor ongehuwden namelijk niet automatisch in een vergoeding die zou moeten worden betaald. Anja zal dus zelf moeten bewijzen dat zij dezelfde bijdragen als Jo heeft betaald, en dus alle bonnetjes en betalingen goed moeten bijhouden.
Ook voor de onroerende voorheffing zal het percentage van 60/40 toepasselijk zijn, maar meestal is dat niet de wens van partners.
En wat bij een overlijden? Tussen partners vererft de gezinswoning ‘gratis’. Zowel voor gehuwden als voor samenwonenden is er geen erfbelasting verschuldigd. Bij feitelijk samenwonenden geldt dan wel de voorwaarde dat je minstens drie jaar moet hebben samengewoond vooraleer je overlijdt. Als dat nog niet het geval is wanneer je de woning aankoopt, dan kan het interessant zijn om een beding van aanwas te voorzien. Maar: dat kan alleen als je in een verhouding 50/50 koopt.
Beding van aanwasWat is een 'beding van aanwas'?
Een beding van aanwas is een contract waarin Jo en Anja vastleggen dat de langstlevende onder hen de volledige fermette zal krijgen.
Omdat het beding van aanwas een ‘kanscontract’ is moeten Jo en Anja eenzelfde ‘kans’ hebben om de woning te verkrijgen. Dit betekent dat zij elk de helft van de woning moeten bezitten en een gelijkaardige levensverwachting hebben (mannen worden nog steeds geacht vroeger te sterven dan vrouwen dus een relatief klein leeftijdsverschil is geen probleem). De langstlevende van Jo en Anja zal in dat geval geen erfbelasting moeten betalen op de gezinswoning.
Maar opgelet! Volledig gratis is het ook niet. De langstlevende zal opnieuw de registratierechten moeten betalen zoals bij de aankoop van de woning. Die zijn meestal lager dan de erfbelasitng.
Voor wie is het interessant?
Zo’n beding van aanwas is niet meer interessant voor Jo en Anja als ze al 3 jaar samenwonen. Daarom wordt zo’n beding van aanwas doorgaans ‘optioneel’ voorzien.
3. Kopen in dezelfde verhouding met een onderhandse overeenkomst
Veel koppels willen niet dat de eigendomsverhouding anders is, en treffen een regeling. Zo kan Jo in ons voorbeeld zwart op wit laten vastleggen dat hij 50.000 euro meer heeft bijgedragen. Vooral bij de eventuele beëindiging van de relatie is dat belangrijk om eindeloze ruzies te vermijden. In dit geval is het afsluiten van een onderhandse leningsovereenkomst een optie. Jo kan een lening van tien procent (25.000 euro) toestaan aan Anja, om zo elk de helft te kunnen kopen.
Vaak bepalen partners dat die lening bij een relatiebreuk moet worden terugbetaald. Maar hou er rekening mee: door inflatie zal dat bedrag binnen tien jaar wel minder waard zijn. Want geld vermindert in waarde, omdat de prijzen van goederen stijgen. Er zijn twee manieren om dit op te lossen:
• Je kan de lening koppelen aan de zogenaamde index die de inflatie volgt.
• Of je kan de lening koppelen aan de evolutie van de waarde van de woning. De woning die Jo en Anja op het oog hebben, kan binnen tien jaar 300.000 euro waard zijn. De 25.000 euro die Jo aan Anja heeft geleend, zal dan ook meer ‘waard’ zijn.
4. Waarom zeggen sommigen dat het beter is om te trouwen als je een woning wilt kopen?
Een woning kopen als gehuwden heeft een impact bij zowel een overlijden als bij een echtscheiding.
• Wat bij overlijden?
Als Jo en Anja verder leven als feitelijk samenwonenden, dan zal Anja bij het overlijden van Jo niets erven. Als Jo wil dat Anja van hem zou erven, dan moet hij in een testament voorzien.
Als dit koppel zou kiezen om wettelijk te gaan samenwonen, dan geniet Anja een beperkt erfrecht. Ze erft automatisch het vruchtgebruik van de fermette (althans van de zestig of vijftig procent die ze niet bezit). Als Jo wil dat Anja meer dan het vruchtgebruik zou erven, dan moet hij ook een testament voorzien.
Als Jo en Anja gehuwd zouden zijn, dan erft Anja normaal het vruchtgebruik van de volledige nalatenschap van Jo (en dus niet alleen van de woning).
Trouwen heeft dus niet meteen een grote meerwaarde op het vlak van erfrechten voor wat de fermette betreft. Wettelijk samenwonen daarentegen is wel interessant, want om de gezinswoning gratis te laten vererven tussen de partners speelt er in dat geval geen ‘wachttermijn’ van drie jaar (wat bij feitelijk samenwonenden wel zo is, red.)
• Wat bij echtscheiding ?
Als Jo kan aantonen dat hij eigen gelden heeft geïnvesteerd in de gemeenschappelijke woning, dan kan hij die bij een echtscheiding terugnemen. De ongelijke eigendomsverhouding of de onderhandse leningsovereenkomst is dus strikt gezien niet meteen nodig, aangezien de wet al een vergoedingsregeling voorziet.
Maar let op: dit geldt enkel als je onder het wettelijk stelsel trouwt. Trouw je onder het stelsel van scheiding van goederen? Dan blijft de onderhandse leningsovereenkomst nuttig.
• Wat is een anticipatieve inbreng van de gezinswoning?
Jo en Anja zouden aan de notaris kunnen vragen om in de aankoopakte een zogenaamde ‘verklaring van anticipatieve inbreng’ te voorzien. Als Jo en Anja later toch trouwen, dan komt de aangekochte woning automatisch in hun gemeenschappelijk vermogen terecht. Hiervoor moet dan geen extra huwelijkscontract worden opgemaakt. En dat kan notariskosten besparen.
Maar zo’n verklaring lost niet alles op. Het is geen oplossing als Jo en Anja niet in een 50/50-verhouding kopen, of als Jo zeker wil zijn van de terugbetaling van zijn extra inbreng van spaarcenten.
Bron:"HLN"
Eerst trouwen en daarna een woning kopen: die tijd is nu definitief voorbij. Maar hoe pak je dat als koppel slim aan als je spaarvarken niet even groot is? Ga je beter feitelijk of wettelijk samenwonen? En wat zijn de gevolgen bij een scheiding of overlijden? HLN-vermogensexpert Isabelle Verhulst legt alle opties helder uit: “Je kan de woning in een verschillende verhouding kopen, maar dan bots je op twee nadelen.”
Een woning kopen, is vaak de grootste financiële stap in iemands leven. Ongehuwde koppels hebben mogelijk extra kopzorgen: want hoe pak je een ongelijke inbreng aan? En wat als het tot een relatiebreuk of zelfs een overlijden komt? Om deze belangrijke vragen te beantwoorden, neemt HLN-vermogensexpert Isabelle Verhulst het voorbeeld van Anja en Jo: een jong, ongehuwd koppel dat een fermette van 250.000 euro wil kopen. Hoe beschermen zij zich het best? En hoe pakken ze het aan als Jo bijvoorbeeld 50.000 euro meer spaarcenten wil inbrengen?
1. Wie is eigenaar van wat ?
De namen op de aankoopakte bepalen wie de eigenaar van de woning is. Dus als Jo en Anja niets bijzonders vermelden en samen het huis kopen, dan worden ze verondersteld elk voor de helft eigenaar te zijn. Ook al betaalt de ene de lening af of stopt die meer geld in de lening (zoals Jo in het voorbeeld, red.) Maar je kan de verhouding waarin je aankoopt ook aanpassen.
2. Kopen in verschillende verhouding
Anja en Jo kunnen ervoor kiezen om de woning in een verschillende verhouding te kopen. Jo voor zestig procent en Anja voor veertig procent, bijvoorbeeld. Let wel, deze optie heeft twee nadelen.
Wil je elke dag de HLN Avond nieuwsbrief van Het Laatste Nieuws ontvangen via e-mail?
Zo is dit percentage van toepassing op alles wat integraal van de woning deel uitmaakt. De vernieuwde keuken en badkamer, bijvoorbeeld, zullen dan ook in een percentage van 60/40 aan Jo en Anja toebehoren. Ook al heeft Anja uiteindelijk evenveel als Jo betaald. Dit kan voor Anja nadelig uitdraaien wanneer het tot een breuk komt. De wet voorziet voor ongehuwden namelijk niet automatisch in een vergoeding die zou moeten worden betaald. Anja zal dus zelf moeten bewijzen dat zij dezelfde bijdragen als Jo heeft betaald, en dus alle bonnetjes en betalingen goed moeten bijhouden.
Ook voor de onroerende voorheffing zal het percentage van 60/40 toepasselijk zijn, maar meestal is dat niet de wens van partners.
En wat bij een overlijden? Tussen partners vererft de gezinswoning ‘gratis’. Zowel voor gehuwden als voor samenwonenden is er geen erfbelasting verschuldigd. Bij feitelijk samenwonenden geldt dan wel de voorwaarde dat je minstens drie jaar moet hebben samengewoond vooraleer je overlijdt. Als dat nog niet het geval is wanneer je de woning aankoopt, dan kan het interessant zijn om een beding van aanwas te voorzien. Maar: dat kan alleen als je in een verhouding 50/50 koopt.
Beding van aanwasWat is een 'beding van aanwas'?
Een beding van aanwas is een contract waarin Jo en Anja vastleggen dat de langstlevende onder hen de volledige fermette zal krijgen.
Omdat het beding van aanwas een ‘kanscontract’ is moeten Jo en Anja eenzelfde ‘kans’ hebben om de woning te verkrijgen. Dit betekent dat zij elk de helft van de woning moeten bezitten en een gelijkaardige levensverwachting hebben (mannen worden nog steeds geacht vroeger te sterven dan vrouwen dus een relatief klein leeftijdsverschil is geen probleem). De langstlevende van Jo en Anja zal in dat geval geen erfbelasting moeten betalen op de gezinswoning.
Maar opgelet! Volledig gratis is het ook niet. De langstlevende zal opnieuw de registratierechten moeten betalen zoals bij de aankoop van de woning. Die zijn meestal lager dan de erfbelasitng.
Voor wie is het interessant?
Zo’n beding van aanwas is niet meer interessant voor Jo en Anja als ze al 3 jaar samenwonen. Daarom wordt zo’n beding van aanwas doorgaans ‘optioneel’ voorzien.
3. Kopen in dezelfde verhouding met een onderhandse overeenkomst
Veel koppels willen niet dat de eigendomsverhouding anders is, en treffen een regeling. Zo kan Jo in ons voorbeeld zwart op wit laten vastleggen dat hij 50.000 euro meer heeft bijgedragen. Vooral bij de eventuele beëindiging van de relatie is dat belangrijk om eindeloze ruzies te vermijden. In dit geval is het afsluiten van een onderhandse leningsovereenkomst een optie. Jo kan een lening van tien procent (25.000 euro) toestaan aan Anja, om zo elk de helft te kunnen kopen.
Vaak bepalen partners dat die lening bij een relatiebreuk moet worden terugbetaald. Maar hou er rekening mee: door inflatie zal dat bedrag binnen tien jaar wel minder waard zijn. Want geld vermindert in waarde, omdat de prijzen van goederen stijgen. Er zijn twee manieren om dit op te lossen:
• Je kan de lening koppelen aan de zogenaamde index die de inflatie volgt.
• Of je kan de lening koppelen aan de evolutie van de waarde van de woning. De woning die Jo en Anja op het oog hebben, kan binnen tien jaar 300.000 euro waard zijn. De 25.000 euro die Jo aan Anja heeft geleend, zal dan ook meer ‘waard’ zijn.
4. Waarom zeggen sommigen dat het beter is om te trouwen als je een woning wilt kopen?
Een woning kopen als gehuwden heeft een impact bij zowel een overlijden als bij een echtscheiding.
• Wat bij overlijden?
Als Jo en Anja verder leven als feitelijk samenwonenden, dan zal Anja bij het overlijden van Jo niets erven. Als Jo wil dat Anja van hem zou erven, dan moet hij in een testament voorzien.
Als dit koppel zou kiezen om wettelijk te gaan samenwonen, dan geniet Anja een beperkt erfrecht. Ze erft automatisch het vruchtgebruik van de fermette (althans van de zestig of vijftig procent die ze niet bezit). Als Jo wil dat Anja meer dan het vruchtgebruik zou erven, dan moet hij ook een testament voorzien.
Als Jo en Anja gehuwd zouden zijn, dan erft Anja normaal het vruchtgebruik van de volledige nalatenschap van Jo (en dus niet alleen van de woning).
Trouwen heeft dus niet meteen een grote meerwaarde op het vlak van erfrechten voor wat de fermette betreft. Wettelijk samenwonen daarentegen is wel interessant, want om de gezinswoning gratis te laten vererven tussen de partners speelt er in dat geval geen ‘wachttermijn’ van drie jaar (wat bij feitelijk samenwonenden wel zo is, red.)
• Wat bij echtscheiding ?
Als Jo kan aantonen dat hij eigen gelden heeft geïnvesteerd in de gemeenschappelijke woning, dan kan hij die bij een echtscheiding terugnemen. De ongelijke eigendomsverhouding of de onderhandse leningsovereenkomst is dus strikt gezien niet meteen nodig, aangezien de wet al een vergoedingsregeling voorziet.
Maar let op: dit geldt enkel als je onder het wettelijk stelsel trouwt. Trouw je onder het stelsel van scheiding van goederen? Dan blijft de onderhandse leningsovereenkomst nuttig.
• Wat is een anticipatieve inbreng van de gezinswoning?
Jo en Anja zouden aan de notaris kunnen vragen om in de aankoopakte een zogenaamde ‘verklaring van anticipatieve inbreng’ te voorzien. Als Jo en Anja later toch trouwen, dan komt de aangekochte woning automatisch in hun gemeenschappelijk vermogen terecht. Hiervoor moet dan geen extra huwelijkscontract worden opgemaakt. En dat kan notariskosten besparen.
Maar zo’n verklaring lost niet alles op. Het is geen oplossing als Jo en Anja niet in een 50/50-verhouding kopen, of als Jo zeker wil zijn van de terugbetaling van zijn extra inbreng van spaarcenten.
Bron:"HLN"
Ik leef als een kieken zonder kop en gedraag me soms zo.
- charel01
- Forumveteraan
- Berichten: 7086
- Lid geworden op: 06 nov 2021 09:52
- Heeft bedankt: 9914 maal
- Is bedankt: 8062 maal
Re: Allerlei (financiële) info
Rendement spaarverzekeringen rondt weer kaap van 3 procent
De hogere marktrentes en de beter presterende beurzen stuurden het rendement van tak21-verzekeringen in 2023 voor het eerst in 9 jaar opnieuw naar 3 procent.
Een tak21- of spaarverzekering levert jaarlijks een rente op die bestaat uit twee componenten. Enerzijds is er de rente die jaarlijks over een vaste periode - doorgaans acht jaar en een dag - wordt gegarandeerd op uw storting. Anderzijds wordt daar jaarlijks een winstdeelname aan toegevoegd die afhankelijk is van de resultaten van de onderliggende beleggingen van de verzekeraar.
Voor beide componenten was 2023 een veel beter jaar dan 2022, toen de rente zeer laag was en de beurzen onderuitgingen. Zowel AG Insurance, Belfius als Allianz pakt voor 2023 uit met rendementen van 3 procent. Dat niveau werd sinds 2014, toen de toenmalige prijsbreker AFER een globaal rendement van 3,2 procent bood, niet meer gehaald.
Mogelijk wordt de lijst van verzekeraars die de kaap van 3 procent ronden de komende weken nog wat langer. Verschillende spelers, waaronder de prijsbrekers Patronale en Credimo, hebben hun rendementen voor 2023 nog niet gecommuniceerd. Het gemiddelde rendement van de tak21-producten waarvoor de rendementen al bekend zijn, steeg van 1,8 procent in 2022 naar 2,4 procent in 2023.
Geen fiscaal voordeel
De rendementen van 3 procent bij AG Insurance, Allianz en Belfius worden geboden op niet-fiscale contracten. Dat zijn de spaarverzekeringen waaraan geen fiscaal voordeel verbonden is. Op fiscale contracten, die de voorbije jaren doorgaans meer opleverden dan de niet-fiscale, is de stijging in 2023 beperkter.
Bij fiscale contracten kunt u kiezen voor langetermijnsparen of pensioensparen. Bij langetermijnsparen geldt een belastingvermindering van 30 procent op een storting van maximaal 2.450 euro (in 2024). Bij pensioensparen geldt een belastingvermindering van 30 procent als u niet meer stort dan 1.020 euro. Stort u tussen 1.020 en 1.310 euro, dan geldt een belastingvermindering van 25 procent.
Door het fors gewijzigde renteklimaat kiest Argenta voor een andere manier om het rendement voor 2023 te bepalen. 'We kiezen voor een vaste winstdeelname van 0,2 procent', luidt het. Die winstdeelname komt boven op de gegarandeerde rente die op het moment van de storting van toepassing was. Daarbij geldt wel een minimaal totaalrendement van 1,25 procent en een maximum van 3,75 procent. Kijken we alleen naar recente stortingen, dan kwam het rendement voor het fiscale contract Argenta Flexx in 2023 tussen 1,4 en 2,2 procent (op jaarbasis) uit.
Instap- en beheerskosten
De tak21-rendementen die verzekeraars communiceren, zijn brutorendementen, die geen rekening houden met kosten en taksen. De instapkosten kunnen naargelang de verzekeraar of makelaar fors verschillen. De meeste verzekeraars rekenen ook beheerskosten aan op de reserves, al zijn die doorgaans beperkt tot 0,1 à 0,3 procentpunt per jaar.
Op fiscaal vlak geldt voor elke storting in een tak21-product een premietaks van 2 procent, met uitzondering van de contracten voor het fiscaal pensioensparen. Tak21-producten zijn wel vrijgesteld van roerende voorheffing als voor een looptijd van minstens acht jaar en een dag wordt gekozen.
Die looptijd zadelt verzekeraars op met een beperking. Het rendement dat ze garanderen voor die periode is gebonden aan een wettelijke maximumrente die jaarlijks bepaald wordt. Net als vorig jaar ligt dat maximumrendement in 2024 op 2 procent. Om dat maximum te omzeilen lanceerden verzekeraars de voorbije maanden nieuwe formules waarbij ze een hoger rendement garanderen, maar dan voor een periode van acht jaar of minder.
Gegarandeerde rente
Patronale biedt het product Fix21 aan waarbij een rendement van 2,65 procent gegarandeerd wordt gedurende acht jaar. Eind vorig jaar lag het gegarandeerde rendement van dat product zelfs op 3,03 procent. Na een taks van 2 procent op de premie en de maximale instapkosten bleef een nettorendement van 2,58 procent over. Let wel, het rendement bestaat bij dat product alleen uit de gegarandeerde rente, een winstdeelname is er niet.
Belfius biedt met Belfius Invest Capital Safe een gegarandeerd brutorendement van 2,55 procent voor een periode tussen zeven en acht jaar. Boven op dat rendement is jaarlijks een winstdeelname mogelijk. Bij AG Insurance geldt een gegarandeerde brutorente van 2,5 procent voor acht jaar bij de contracten Future Invest Bond of AG Invest +. De garantie geldt voor een eenmalige sluitingspremie. Ook Credimo en Athora bieden gegarandeerde rendementen die hoger zijn dan 2 procent.
Bron:"De Tijd"
De hogere marktrentes en de beter presterende beurzen stuurden het rendement van tak21-verzekeringen in 2023 voor het eerst in 9 jaar opnieuw naar 3 procent.
Een tak21- of spaarverzekering levert jaarlijks een rente op die bestaat uit twee componenten. Enerzijds is er de rente die jaarlijks over een vaste periode - doorgaans acht jaar en een dag - wordt gegarandeerd op uw storting. Anderzijds wordt daar jaarlijks een winstdeelname aan toegevoegd die afhankelijk is van de resultaten van de onderliggende beleggingen van de verzekeraar.
Voor beide componenten was 2023 een veel beter jaar dan 2022, toen de rente zeer laag was en de beurzen onderuitgingen. Zowel AG Insurance, Belfius als Allianz pakt voor 2023 uit met rendementen van 3 procent. Dat niveau werd sinds 2014, toen de toenmalige prijsbreker AFER een globaal rendement van 3,2 procent bood, niet meer gehaald.
Mogelijk wordt de lijst van verzekeraars die de kaap van 3 procent ronden de komende weken nog wat langer. Verschillende spelers, waaronder de prijsbrekers Patronale en Credimo, hebben hun rendementen voor 2023 nog niet gecommuniceerd. Het gemiddelde rendement van de tak21-producten waarvoor de rendementen al bekend zijn, steeg van 1,8 procent in 2022 naar 2,4 procent in 2023.
Geen fiscaal voordeel
De rendementen van 3 procent bij AG Insurance, Allianz en Belfius worden geboden op niet-fiscale contracten. Dat zijn de spaarverzekeringen waaraan geen fiscaal voordeel verbonden is. Op fiscale contracten, die de voorbije jaren doorgaans meer opleverden dan de niet-fiscale, is de stijging in 2023 beperkter.
Bij fiscale contracten kunt u kiezen voor langetermijnsparen of pensioensparen. Bij langetermijnsparen geldt een belastingvermindering van 30 procent op een storting van maximaal 2.450 euro (in 2024). Bij pensioensparen geldt een belastingvermindering van 30 procent als u niet meer stort dan 1.020 euro. Stort u tussen 1.020 en 1.310 euro, dan geldt een belastingvermindering van 25 procent.
Door het fors gewijzigde renteklimaat kiest Argenta voor een andere manier om het rendement voor 2023 te bepalen. 'We kiezen voor een vaste winstdeelname van 0,2 procent', luidt het. Die winstdeelname komt boven op de gegarandeerde rente die op het moment van de storting van toepassing was. Daarbij geldt wel een minimaal totaalrendement van 1,25 procent en een maximum van 3,75 procent. Kijken we alleen naar recente stortingen, dan kwam het rendement voor het fiscale contract Argenta Flexx in 2023 tussen 1,4 en 2,2 procent (op jaarbasis) uit.
Instap- en beheerskosten
De tak21-rendementen die verzekeraars communiceren, zijn brutorendementen, die geen rekening houden met kosten en taksen. De instapkosten kunnen naargelang de verzekeraar of makelaar fors verschillen. De meeste verzekeraars rekenen ook beheerskosten aan op de reserves, al zijn die doorgaans beperkt tot 0,1 à 0,3 procentpunt per jaar.
Op fiscaal vlak geldt voor elke storting in een tak21-product een premietaks van 2 procent, met uitzondering van de contracten voor het fiscaal pensioensparen. Tak21-producten zijn wel vrijgesteld van roerende voorheffing als voor een looptijd van minstens acht jaar en een dag wordt gekozen.
Die looptijd zadelt verzekeraars op met een beperking. Het rendement dat ze garanderen voor die periode is gebonden aan een wettelijke maximumrente die jaarlijks bepaald wordt. Net als vorig jaar ligt dat maximumrendement in 2024 op 2 procent. Om dat maximum te omzeilen lanceerden verzekeraars de voorbije maanden nieuwe formules waarbij ze een hoger rendement garanderen, maar dan voor een periode van acht jaar of minder.
Gegarandeerde rente
Patronale biedt het product Fix21 aan waarbij een rendement van 2,65 procent gegarandeerd wordt gedurende acht jaar. Eind vorig jaar lag het gegarandeerde rendement van dat product zelfs op 3,03 procent. Na een taks van 2 procent op de premie en de maximale instapkosten bleef een nettorendement van 2,58 procent over. Let wel, het rendement bestaat bij dat product alleen uit de gegarandeerde rente, een winstdeelname is er niet.
Belfius biedt met Belfius Invest Capital Safe een gegarandeerd brutorendement van 2,55 procent voor een periode tussen zeven en acht jaar. Boven op dat rendement is jaarlijks een winstdeelname mogelijk. Bij AG Insurance geldt een gegarandeerde brutorente van 2,5 procent voor acht jaar bij de contracten Future Invest Bond of AG Invest +. De garantie geldt voor een eenmalige sluitingspremie. Ook Credimo en Athora bieden gegarandeerde rendementen die hoger zijn dan 2 procent.
Bron:"De Tijd"
U kunt zich hier registreren en daarna de bijlage zien.
Ik leef als een kieken zonder kop en gedraag me soms zo.
- charel01
- Forumveteraan
- Berichten: 7086
- Lid geworden op: 06 nov 2021 09:52
- Heeft bedankt: 9914 maal
- Is bedankt: 8062 maal
Re: Allerlei (financiële) info
Wie te vroeg met pensioen gaat, kan tot duizenden euro’s aanvullend pensioen mislopen: hier moet je op letten
Drie op de vier werkende Belgen genieten bij hun wettelijk pensioen van een aanvullend potje opgebouwd kapitaal. Maar wat velen niet weten, is dat je van dat aanvullend pensioen tot duizenden euro’s aan de fiscus kan verliezen als je de centen te vroeg opvraagt. Over welke leeftijden en tarieven gaat het? En waar moet je zeker op letten? Sofie Palmans van Sigedis, de beheerder van de overheidsdatabank voor aanvullende pensioenen, legt het helder uit.
Meer dan 4,2 miljoen Belgische werknemers en zelfstandigen zijn aangesloten bij een aanvullend pensioenplan via hun huidige of eerdere job, zo blijkt uit cijfers van Sigedis. “In de meeste gevallen is dat aanvullend pensioen opgebouwd via een groepsverzekering of pensioenfonds met werkgeversbijdragen”, zegt Palmans.
Veel mensen gaan echter al vóór de wettelijke pensioenleeftijd met vervroegd pensioen, omdat nog langer werken hen amper meer maandelijks wettelijk pensioen oplevert. Maar liefst zes op de tien recent gepensioneerden met een aanvullend pensioen maakten die keuze. “Velen weten echter niet dat hun aanvullend pensioen ook verplicht moet worden uitbetaald wanneer ze met wettelijk pensioen gaan. Vóór 2016 was dat anders. Je kon het aanvullend pensioen dan nog laten staan.”
Je houdt netto minder over
Die onwetendheid kan stevige financiële gevolgen met zich meebrengen. Want wie te vroeg met pensioen gaat, wordt zwaarder belast op het aanvullend pensioen en houdt dus netto minder over.
“Bij de uitbetaling van een aanvullend pensioen houdt de pensioeninstelling belastingen en sociale bijdragen op dat kapitaal in”, weet Palmans. “Het percentage hangt af van het moment waarop het pensioen wordt uitbetaald. Wie wacht tot de wettelijke pensioenleeftijd of tot een volledige loopbaan is bereikt, en tot dan ook actief blijft, wordt voordeliger belast.”
Een voorbeeld met de mediaan én het gemiddelde
Palmans legt dit uit met een concreet voorbeeld, waarbij Chantal 42 voltijdse jaren op de teller heeft. De vrouw heeft tijdens haar loopbaan een aanvullend pensioen van 10.250 euro opgebouwd. “Dat is de huidige mediaan van alle aangeslotenen tussen 55 en 65 jaar oud. De helft van de Belgen heeft dus een pensioenreserve van 10.250 euro of meer, de andere helft zit daaronder.”
“Chantal wil op haar 64ste vervroegd met (wettelijk) pensioen. In dat geval zal haar aanvullend pensioenkapitaal aan 16,5% belast worden. Als ze wacht met pensioneren tot 65 en tot die leeftijd ook actief blijft, zal het aanvullend pensioen aan 10% belast worden. Stel dat Chantal nog niet met wettelijk pensioen gaat, maar haar aanvullend kapitaal al opvraagt, dan betaalt ze 20% belastingen op haar 60ste en 18% op haar 61ste. Door het bedrag eerder aan te roeren, houdt ze netto dus nog minder over.”
Concreet
Als Chantal 10.250 euro aanvullend kapitaal heeft opgebouwd, zal ze op haar 64ste 1.691,25 euro aan belastingen moeten inleveren. Als ze nog een jaartje wacht, gaat het om 1.025 euro en houdt ze dus netto 666,25 euro meer over.
De gemiddelde pensioenreserve – in plaats van de mediaan – onder diezelfde groep aangeslotenen is dan weer 62.500 euro. Een groot verschil met de mediaan. “Achter het gemiddelde gaan grote verschillen schuil. Slechts 15 procent van de aangeslotenen tussen 55 en 65 jaar heeft 110.000 euro of meer opgebouwd. Bij 85 procent ligt de pensioenreserve dus lager. Daarom werken we liever met de mediaan”, zegt Palmans.
Voor de gelukkigen met een hoger bedrag gebruiken we nog even het gemiddelde in ons voorbeeldje met Chantal.
Concreet
Als Chantal 62.500 euro aanvullend kapitaal heeft opgebouwd, zal ze op haar 64ste 10.312,5 euro aan belastingen moeten inleveren. Als ze nog een jaartje wacht, gaat het om 6.250 euro en houdt ze dus netto 4.062,5 euro meer over.
Gerichte informatie
Om mensen bewust te maken van de impact van een vervroegd pensioen op hun aanvullend pensioen, biedt mypension.be sinds juni vorig jaar meer gerichte informatie aan. “Burgers moeten niet langer zelf op zoek en inlichtingen aanleveren, als die informatie al bij de overheid beschikbaar is”, stelt Palmans.
“Als een burger vandaag naar mypension.be surft om online zijn (wettelijk) pensioen aan te vragen, worden er achter de schermen heel wat processen opgestart. Eén daarvan is dat de Federale Pensioendienst bij Sigedis opvraagt of de burger tijdens de loopbaan ook aanvullend pensioen opbouwde. Sigedis heeft die informatie in een centrale databank dankzij de verplichte jaarlijkse aangiftes van verzekeraars en pensioenfondsen. Het stuurt die info door naar de Federale Pensioendienst. Zo kunnen de verzekeraars en pensioenfondsen het aanvullend pensioen correct en snel uitbetalen en meteen de juiste belasting inhouden.”
“Als de burger een aanvullend pensioen heeft én ervoor kiest om vervroegd met pensioen te gaan - dus vóór de wettelijke pensioenleeftijd - dan krijgt hij nu ook een informatiescherm over de gevolgen van zijn aanvraag voor het aanvullend pensioen. Daarin wordt gewaarschuwd dat de belastingen op het aanvullend pensioen hoger kunnen zijn als hij voor de wettelijke pensioendatum op pensioen gaat. De burger kan zo beter geïnformeerd en weloverwogen keuzes maken voor de toekomst”, besluit Palmans.
Via mypension.be kunnen mensen al hun aanvullende rechten opsporen, dus ook welke pot ze hebben opgebouwd bij welke werkgever.
Bron:"HLN"
Drie op de vier werkende Belgen genieten bij hun wettelijk pensioen van een aanvullend potje opgebouwd kapitaal. Maar wat velen niet weten, is dat je van dat aanvullend pensioen tot duizenden euro’s aan de fiscus kan verliezen als je de centen te vroeg opvraagt. Over welke leeftijden en tarieven gaat het? En waar moet je zeker op letten? Sofie Palmans van Sigedis, de beheerder van de overheidsdatabank voor aanvullende pensioenen, legt het helder uit.
Meer dan 4,2 miljoen Belgische werknemers en zelfstandigen zijn aangesloten bij een aanvullend pensioenplan via hun huidige of eerdere job, zo blijkt uit cijfers van Sigedis. “In de meeste gevallen is dat aanvullend pensioen opgebouwd via een groepsverzekering of pensioenfonds met werkgeversbijdragen”, zegt Palmans.
Veel mensen gaan echter al vóór de wettelijke pensioenleeftijd met vervroegd pensioen, omdat nog langer werken hen amper meer maandelijks wettelijk pensioen oplevert. Maar liefst zes op de tien recent gepensioneerden met een aanvullend pensioen maakten die keuze. “Velen weten echter niet dat hun aanvullend pensioen ook verplicht moet worden uitbetaald wanneer ze met wettelijk pensioen gaan. Vóór 2016 was dat anders. Je kon het aanvullend pensioen dan nog laten staan.”
Je houdt netto minder over
Die onwetendheid kan stevige financiële gevolgen met zich meebrengen. Want wie te vroeg met pensioen gaat, wordt zwaarder belast op het aanvullend pensioen en houdt dus netto minder over.
“Bij de uitbetaling van een aanvullend pensioen houdt de pensioeninstelling belastingen en sociale bijdragen op dat kapitaal in”, weet Palmans. “Het percentage hangt af van het moment waarop het pensioen wordt uitbetaald. Wie wacht tot de wettelijke pensioenleeftijd of tot een volledige loopbaan is bereikt, en tot dan ook actief blijft, wordt voordeliger belast.”
Een voorbeeld met de mediaan én het gemiddelde
Palmans legt dit uit met een concreet voorbeeld, waarbij Chantal 42 voltijdse jaren op de teller heeft. De vrouw heeft tijdens haar loopbaan een aanvullend pensioen van 10.250 euro opgebouwd. “Dat is de huidige mediaan van alle aangeslotenen tussen 55 en 65 jaar oud. De helft van de Belgen heeft dus een pensioenreserve van 10.250 euro of meer, de andere helft zit daaronder.”
“Chantal wil op haar 64ste vervroegd met (wettelijk) pensioen. In dat geval zal haar aanvullend pensioenkapitaal aan 16,5% belast worden. Als ze wacht met pensioneren tot 65 en tot die leeftijd ook actief blijft, zal het aanvullend pensioen aan 10% belast worden. Stel dat Chantal nog niet met wettelijk pensioen gaat, maar haar aanvullend kapitaal al opvraagt, dan betaalt ze 20% belastingen op haar 60ste en 18% op haar 61ste. Door het bedrag eerder aan te roeren, houdt ze netto dus nog minder over.”
Concreet
Als Chantal 10.250 euro aanvullend kapitaal heeft opgebouwd, zal ze op haar 64ste 1.691,25 euro aan belastingen moeten inleveren. Als ze nog een jaartje wacht, gaat het om 1.025 euro en houdt ze dus netto 666,25 euro meer over.
De gemiddelde pensioenreserve – in plaats van de mediaan – onder diezelfde groep aangeslotenen is dan weer 62.500 euro. Een groot verschil met de mediaan. “Achter het gemiddelde gaan grote verschillen schuil. Slechts 15 procent van de aangeslotenen tussen 55 en 65 jaar heeft 110.000 euro of meer opgebouwd. Bij 85 procent ligt de pensioenreserve dus lager. Daarom werken we liever met de mediaan”, zegt Palmans.
Voor de gelukkigen met een hoger bedrag gebruiken we nog even het gemiddelde in ons voorbeeldje met Chantal.
Concreet
Als Chantal 62.500 euro aanvullend kapitaal heeft opgebouwd, zal ze op haar 64ste 10.312,5 euro aan belastingen moeten inleveren. Als ze nog een jaartje wacht, gaat het om 6.250 euro en houdt ze dus netto 4.062,5 euro meer over.
Gerichte informatie
Om mensen bewust te maken van de impact van een vervroegd pensioen op hun aanvullend pensioen, biedt mypension.be sinds juni vorig jaar meer gerichte informatie aan. “Burgers moeten niet langer zelf op zoek en inlichtingen aanleveren, als die informatie al bij de overheid beschikbaar is”, stelt Palmans.
“Als een burger vandaag naar mypension.be surft om online zijn (wettelijk) pensioen aan te vragen, worden er achter de schermen heel wat processen opgestart. Eén daarvan is dat de Federale Pensioendienst bij Sigedis opvraagt of de burger tijdens de loopbaan ook aanvullend pensioen opbouwde. Sigedis heeft die informatie in een centrale databank dankzij de verplichte jaarlijkse aangiftes van verzekeraars en pensioenfondsen. Het stuurt die info door naar de Federale Pensioendienst. Zo kunnen de verzekeraars en pensioenfondsen het aanvullend pensioen correct en snel uitbetalen en meteen de juiste belasting inhouden.”
“Als de burger een aanvullend pensioen heeft én ervoor kiest om vervroegd met pensioen te gaan - dus vóór de wettelijke pensioenleeftijd - dan krijgt hij nu ook een informatiescherm over de gevolgen van zijn aanvraag voor het aanvullend pensioen. Daarin wordt gewaarschuwd dat de belastingen op het aanvullend pensioen hoger kunnen zijn als hij voor de wettelijke pensioendatum op pensioen gaat. De burger kan zo beter geïnformeerd en weloverwogen keuzes maken voor de toekomst”, besluit Palmans.
Via mypension.be kunnen mensen al hun aanvullende rechten opsporen, dus ook welke pot ze hebben opgebouwd bij welke werkgever.
Bron:"HLN"
Ik leef als een kieken zonder kop en gedraag me soms zo.
- charel01
- Forumveteraan
- Berichten: 7086
- Lid geworden op: 06 nov 2021 09:52
- Heeft bedankt: 9914 maal
- Is bedankt: 8062 maal
Re: Allerlei (financiële) info
Belg is te afhankelijk van het wettelijk pensioen
Nergens in de geïndustrialiseerde wereld zijn de senioren zo afhankelijk van hun wettelijk pensioen als in ons land. Voor 65+’ers is het goed voor 85,8% van hun inkomsten. Gezien de toestand van de Belgische staatsfinanciën lijkt die situatie wel onder druk te komen. Hoe kunt u hierop inspelen?
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de OESO, bekeek in zijn pensioenrapport de situatie in zijn 38 lidstaten. Daaruit bleek dat Belgische 65+’ers in 2022 voor bijna 86% van hun inkomsten afhankelijk waren van het pensioen dat ze van de overheid kregen. Nergens anders lag dit hoger. De landen waar dit het nauwst aansloot met de Belgische cijfers waren Luxemburg (83,1%), Oostenrijk (82,3%) en Finland (80,3%). In buurlanden als Frankrijk (78,1%), Duitsland (68%) en Nederland (42,7%) lag dit een pak lager.
Een van de redenen waarom 65+’ers in ons land als groep zo sterk afhankelijk zijn van het wettelijke pensioen is de snelle uittreding uit de arbeidsmarkt. Gemiddeld gaan de Belgen op 61,1 jaar met pensioen. Alleen in Luxemburg (60,5%) en Frankrijk (60,7%) doen ze dat nog sneller. Duitsers stellen dit uit tot 63,7 jaar, Nederlanders tot 65 jaar. Japan en IJsland voeren de ranglijst aan. Daar gaan de burgers gemiddeld pas op 68,3 jaar met pensioen.
De hoge afhankelijkheid van de wettelijke pensioen stelt ons land wel voor grote uitdagingen. We zitten in een schaar. Een vergrijzingsgolf zorgt ervoor dat de komende jaren een pak meer mensen met pensioen gaan, waardoor de publieke uitgaven die nodig zijn om de pensioenen te betalen van iets meer dan 12% van het nationaal inkomen van ons land naar meer dan 15% stijgen. Tegelijk bieden de Belgische staatsfinanciën weinig ruimte voor nog veel extra uitgaven en liggen de sociale afhoudingen op de lonen ook al hoog.
Dit betekent dat toekomstige gepensioneerden ook meer op zichzelf moeten rekenen. Positief in dit kader is dat meer dan 70% van de Belgen alvast een eigen huis bezitten, waardoor ze geen huurgeld moeten betalen van hun pensioen. Een eigen huis wordt dan ook vaak gezien als de beste vorm van pensioensparen.
Groepsverzekering en VAPZ
Daarnaast kunnen steeds meer Belgen rekenen op een aanvullend pensioenkapitaal dat ze opbouwen tijdens hun actieve loopbaan.4,346 miljoen Belgen zijn in dat geval. Ze doen dat via een groepsverzekering, een Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers (VAPW), een Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ) of een Individuele Pensioentoezegging (IPT). Dat komt overeen met 83% van de beroepsbevolking.
De gemiddelde verworven reserve van wie een aanvullend pensioen opbouwt en de pensioenleeftijd nadert – de leeftijdscategorie van 55 tot 64-jarigen - bedraagt 58.997 euro, leert een recente studie van de FSMA. Achter dit globale gemiddelde gaan echter grote verschillen schuil. Bij de helft van de betrokkenen ligt het bedrag niet hoger dan 10.115 euro. Ook is er een groot verschil tussen mannen en vrouwen. Bij mannen ligt de gemiddelde verworven reserve voor die leeftijdscategorie op 73.929 euro. Dat is het dubbele van het gemiddelde van 37.561 euro bij vrouwen.
Werknemers sluiten automatisch aan bij het pensioenplan van hun werkgever, zelfstandigen moeten zelf voor hun aanvullend pensioen zorgen. De meest aangewezen formule voor de meesten onder hen is het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ). Daarvoor kunnen ze tot 8,17% van hun netto beroepsinkomsten van drie jaar geleden in storten, met voor 2024 een maximum van 3.965,77 euro. Het gestorte bedrag kunnen ze nadien aftrekken van hun inkomen zodat ze op een lager bedrag worden belast. Het levert dus een fiscaal voordeel op tegen het tarief van de hoogste schijf waarin het valt.
Tip: Hier vindt u een aantal aanbiedingen voor een VAPZ
Pensioensparen
Los van de werksituatie bestaan nog een aantal andere formules om een extra pensioen op te bouwen tegen de pensioenleeftijd. Ze worden eveneens fiscaal aangemoedigd.
Het meest bekend is het pensioensparen, waarbij u de keuze heeft tussen 2 formules. De eerste optie is een spaarverzekering bij een verzekeringsmaatschappij. In dat geval krijgt u een gegarandeerde basisopbrengst, die nog worden aangevuld met een winstdeelneming als de verzekeraar uw storting met winst kan herbeleggen en zijn financiële toestand dat toelaat. Anders gezegd: uw gespaard vermogen kan nooit dalen.
De andere mogelijkheid is kiezen voor een pensioenspaarfonds bij de bank of een tak23-beleggingsverzekering bij een verzekeringsmaatschappij. In dat geval wordt uw storting belegd in een fonds met obligaties en aandelen. Het rendement is dan volledig afhankelijk van de evolutie van deze obligaties en aandelen. Dat betekent dat het (sterk) positief kan zijn, maar bij tegenzittende beurzen ook (sterk) negatief.
Wie hieraan meedoet, krijgt een vermindering van de belastingen die hij moet betalen. Stort u een bedrag van hoogstens 1.020 euro, dan bedraagt de vermindering 30% van het gestorte bedrag. Voor een bedrag tussen 1.020 euro en het maximum van 1.310 euro is dat een belastingvermindering van 25% van het gestorte bedrag.
Tip: Hier vindt u een overzicht van de aanbiedingen met pensioenspaarverzekeringen
Tip: Hier vindt u een overzicht van de aanbiedingen met pensioenspaarfondsen
Langetermijnsparen
Een andere formule met fiscaal voordeel is het langetermijnsparen. Die kunt u afsluiten bij een verzekeringsmaatschappij via een zogenaamde tak21-spaarverzekering. Die garandeert u op uw stortingen een basisrente. Bovenop kunt u nog een winstdeelneming krijgen als de maatschappij uw storting met winst kan herbeleggen en haar financiële toestand dat toelaat. Hetzelfde systeem dus als bij een pensioenspaarverzekering.
De bedragen die u besteedt aan het langetermijnsparen geven recht op een belastingvermindering. Ze bedraagt 30% van de gestorte bedragen. Wie het absolute maximum van 2.450 euro stort, moet 735 euro minder aan belastingen betalen.
Tip: Hier vindt u een overzicht van de aanbiedingen voor langetermijnsparen
Vrij sparen
Uiteraard is het aanleggen van een extra eigen spaarreserve niet beperkt tot groepsverzekeringen, VAPZ, pensioensparen en langetermijnsparen. Ook met het klassieke sparenen beleggen of de aankoop van vastgoed kunt u een buffer voor de oudere dag opbouwen.
Pensioensparen vergelijken
https://www.spaargids.be/sparen/pensioe ... gn=content
Bron:"Spaargids"
Nergens in de geïndustrialiseerde wereld zijn de senioren zo afhankelijk van hun wettelijk pensioen als in ons land. Voor 65+’ers is het goed voor 85,8% van hun inkomsten. Gezien de toestand van de Belgische staatsfinanciën lijkt die situatie wel onder druk te komen. Hoe kunt u hierop inspelen?
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de OESO, bekeek in zijn pensioenrapport de situatie in zijn 38 lidstaten. Daaruit bleek dat Belgische 65+’ers in 2022 voor bijna 86% van hun inkomsten afhankelijk waren van het pensioen dat ze van de overheid kregen. Nergens anders lag dit hoger. De landen waar dit het nauwst aansloot met de Belgische cijfers waren Luxemburg (83,1%), Oostenrijk (82,3%) en Finland (80,3%). In buurlanden als Frankrijk (78,1%), Duitsland (68%) en Nederland (42,7%) lag dit een pak lager.
Een van de redenen waarom 65+’ers in ons land als groep zo sterk afhankelijk zijn van het wettelijke pensioen is de snelle uittreding uit de arbeidsmarkt. Gemiddeld gaan de Belgen op 61,1 jaar met pensioen. Alleen in Luxemburg (60,5%) en Frankrijk (60,7%) doen ze dat nog sneller. Duitsers stellen dit uit tot 63,7 jaar, Nederlanders tot 65 jaar. Japan en IJsland voeren de ranglijst aan. Daar gaan de burgers gemiddeld pas op 68,3 jaar met pensioen.
De hoge afhankelijkheid van de wettelijke pensioen stelt ons land wel voor grote uitdagingen. We zitten in een schaar. Een vergrijzingsgolf zorgt ervoor dat de komende jaren een pak meer mensen met pensioen gaan, waardoor de publieke uitgaven die nodig zijn om de pensioenen te betalen van iets meer dan 12% van het nationaal inkomen van ons land naar meer dan 15% stijgen. Tegelijk bieden de Belgische staatsfinanciën weinig ruimte voor nog veel extra uitgaven en liggen de sociale afhoudingen op de lonen ook al hoog.
Dit betekent dat toekomstige gepensioneerden ook meer op zichzelf moeten rekenen. Positief in dit kader is dat meer dan 70% van de Belgen alvast een eigen huis bezitten, waardoor ze geen huurgeld moeten betalen van hun pensioen. Een eigen huis wordt dan ook vaak gezien als de beste vorm van pensioensparen.
Groepsverzekering en VAPZ
Daarnaast kunnen steeds meer Belgen rekenen op een aanvullend pensioenkapitaal dat ze opbouwen tijdens hun actieve loopbaan.4,346 miljoen Belgen zijn in dat geval. Ze doen dat via een groepsverzekering, een Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers (VAPW), een Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ) of een Individuele Pensioentoezegging (IPT). Dat komt overeen met 83% van de beroepsbevolking.
De gemiddelde verworven reserve van wie een aanvullend pensioen opbouwt en de pensioenleeftijd nadert – de leeftijdscategorie van 55 tot 64-jarigen - bedraagt 58.997 euro, leert een recente studie van de FSMA. Achter dit globale gemiddelde gaan echter grote verschillen schuil. Bij de helft van de betrokkenen ligt het bedrag niet hoger dan 10.115 euro. Ook is er een groot verschil tussen mannen en vrouwen. Bij mannen ligt de gemiddelde verworven reserve voor die leeftijdscategorie op 73.929 euro. Dat is het dubbele van het gemiddelde van 37.561 euro bij vrouwen.
Werknemers sluiten automatisch aan bij het pensioenplan van hun werkgever, zelfstandigen moeten zelf voor hun aanvullend pensioen zorgen. De meest aangewezen formule voor de meesten onder hen is het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ). Daarvoor kunnen ze tot 8,17% van hun netto beroepsinkomsten van drie jaar geleden in storten, met voor 2024 een maximum van 3.965,77 euro. Het gestorte bedrag kunnen ze nadien aftrekken van hun inkomen zodat ze op een lager bedrag worden belast. Het levert dus een fiscaal voordeel op tegen het tarief van de hoogste schijf waarin het valt.
Tip: Hier vindt u een aantal aanbiedingen voor een VAPZ
Pensioensparen
Los van de werksituatie bestaan nog een aantal andere formules om een extra pensioen op te bouwen tegen de pensioenleeftijd. Ze worden eveneens fiscaal aangemoedigd.
Het meest bekend is het pensioensparen, waarbij u de keuze heeft tussen 2 formules. De eerste optie is een spaarverzekering bij een verzekeringsmaatschappij. In dat geval krijgt u een gegarandeerde basisopbrengst, die nog worden aangevuld met een winstdeelneming als de verzekeraar uw storting met winst kan herbeleggen en zijn financiële toestand dat toelaat. Anders gezegd: uw gespaard vermogen kan nooit dalen.
De andere mogelijkheid is kiezen voor een pensioenspaarfonds bij de bank of een tak23-beleggingsverzekering bij een verzekeringsmaatschappij. In dat geval wordt uw storting belegd in een fonds met obligaties en aandelen. Het rendement is dan volledig afhankelijk van de evolutie van deze obligaties en aandelen. Dat betekent dat het (sterk) positief kan zijn, maar bij tegenzittende beurzen ook (sterk) negatief.
Wie hieraan meedoet, krijgt een vermindering van de belastingen die hij moet betalen. Stort u een bedrag van hoogstens 1.020 euro, dan bedraagt de vermindering 30% van het gestorte bedrag. Voor een bedrag tussen 1.020 euro en het maximum van 1.310 euro is dat een belastingvermindering van 25% van het gestorte bedrag.
Tip: Hier vindt u een overzicht van de aanbiedingen met pensioenspaarverzekeringen
Tip: Hier vindt u een overzicht van de aanbiedingen met pensioenspaarfondsen
Langetermijnsparen
Een andere formule met fiscaal voordeel is het langetermijnsparen. Die kunt u afsluiten bij een verzekeringsmaatschappij via een zogenaamde tak21-spaarverzekering. Die garandeert u op uw stortingen een basisrente. Bovenop kunt u nog een winstdeelneming krijgen als de maatschappij uw storting met winst kan herbeleggen en haar financiële toestand dat toelaat. Hetzelfde systeem dus als bij een pensioenspaarverzekering.
De bedragen die u besteedt aan het langetermijnsparen geven recht op een belastingvermindering. Ze bedraagt 30% van de gestorte bedragen. Wie het absolute maximum van 2.450 euro stort, moet 735 euro minder aan belastingen betalen.
Tip: Hier vindt u een overzicht van de aanbiedingen voor langetermijnsparen
Vrij sparen
Uiteraard is het aanleggen van een extra eigen spaarreserve niet beperkt tot groepsverzekeringen, VAPZ, pensioensparen en langetermijnsparen. Ook met het klassieke sparenen beleggen of de aankoop van vastgoed kunt u een buffer voor de oudere dag opbouwen.
Pensioensparen vergelijken
https://www.spaargids.be/sparen/pensioe ... gn=content
Bron:"Spaargids"
Ik leef als een kieken zonder kop en gedraag me soms zo.
- The Last Post
- Ervaren poster
- Berichten: 725
- Lid geworden op: 10 aug 2022 23:41
- Heeft bedankt: 33 maal
- Is bedankt: 279 maal
Re: Allerlei (financiële) info
'Faillissementsgolf dreigt voor Europese producenten van zonnepanelen'
Aangepast 8 februari 2024 07:10
Eind januari ging Exasun failliet, de oudste zonnepanelenproducent van Nederland. Kapot geconcurreerd door China, zegt het bedrijf. Het faillissement staat niet op zichzelf, zegt de branche. De helft van de Europese industrie staat op omvallen.
Het dumpen van goedkope Chinese panelen op de Europese markt zal nog zeker een jaar tot anderhalf jaar aanhouden, denkt Jan-Jaap van Os, medeoprichter van Exasun.
Chinese zonnepanelen overspoelen de laatste jaren de Europese markt. Dat is goed nieuws voor consumenten, want de prijs van panelen is hard gedaald. Maar Europese producenten hebben grote moeite om hun panelen te verkocht te krijgen door het overschot aan goedkopere Chinese spullen.
Volgens de Europese brancheorganisatie van zonnepanelenproducenten ESMC liggen er op dit moment 140 tot 170 miljoen Chinese panelen in de Europese havens en magazijnen. Dat is genoeg voor 70 tot 85 gigawatt aan productiecapaciteit. Ter vergelijking: in 2023 werd er 56 gigawatt aan productiecapaciteit met zonnepanelen geïnstalleerd.
Er ligt nu kortom meer in de opslag dan dat er in een jaar kan worden geïnstalleerd. De toevoer van nieuwe panelen blijft bovendien hoog.
Hoge productiekosten zonnepanelen
Het Zwitserse bedrijf Meyer Burger, een van de grootste Europese producenten van zonnepanelen, besloot in januari om de productie van Duitsland naar de Verenigde Staten te verplaatsen. Reden: de te hoge productiekosten.
Twee belangrijke Noorse producenten van wafers, het belangrijkste onderdeel van de zonnepanelen, zijn ermee gestopt. Ook onder de ongeveer honderdvijftig producenten van panelen in Europa is een slagveld gaande.
Faillissementen dreigen
De Europese producenten, verenigd in de ESMC, denken dat in de komende acht weken de helft van de productiecapaciteit in Europa gaat verdwijnen. Door energieprijzen die vier tot zes keer hoger liggen in Europa dan in de Verenigde Staten en China is de stroomvretende productie van panelen hier veel duurder.
In de VS en China zijn de kosten lager, omdat voor de productie veel meer gebruik wordt gemaakt van goedkoper, maar vervuilend, gas en steenkool. Ook zijn de belastingen in de landen lager.
Exasun zag geen herstel
Eind januari ging het Nederlandse Exasun failliet. Het bedrijf met op het laatst nog 26 medewerkers in een fabriek in Den Haag ziet de concurrentie van China als belangrijkste oorzaak, zo vertelt medeoprichter Jan-Jaap van Os. Opgericht in 2015 is het de oudste zonnepanelenfabrikant van Nederland.
"Door het praktisch sluiten van de grenzen voor Chinese zonnepanelen door India en de Verenigde Staten ontstond er een groot overschot op de Europese markt, waardoor de verkoopprijzen met ruim 50 procent daalden. We hebben het een tijdlang geprobeerd, onder meer door met minder dan de helft van de mensen te werken. Maar we zagen geen herstel."
En dat gaat er ook niet komen, zo voorziet Van Os: "Chinese bedrijven zijn vele malen groter en verkopen ook aantoonbaar tegen de helft van hun kostprijs. De Europese Unie komt daar niet tegen in beweging."
Nederland telt nog vijf andere zonnepanelenproducenten, die het volgens Van Os ook niet gemakkelijk hebben
Europa niet zelfvoorzienend met zonnepanelen
De EU had in 2022 juist grote plannen om meer zelfvoorzienend te worden bij de productie van zonnepanelen. Zeker 30 procent moest uit Europa gaan komen. Nu is dat nog geen 5 procent.
Volgens Van Os is Europa niet kritisch genoeg naar de Chinezen. "De EU kijkt goed naar hoe we meer circulair kunnen worden en stimuleert het maken van hogere kwaliteit panelen. Maar tegen die goedkope import doen ze niets."
Straks ook de autosector kapot?
Volgens Van Os en andere marktkenners moeten de energieprijzen voor de bedrijven omlaag. Energie is de belangrijkste kostenpost bij de productie van panelen, maar daarbij worden de bedrijven niet geholpen. "De subsidie gaat nu te vaak naar de investering bij het opzetten van de fabriek", zegt Van Os.
Hij vindt dat die steun veel meer aan de energierekening moet kunnen worden besteed en dat er importheffingen moeten komen. Europa moet snel actie ondernemen, zegt hij. "Het is nu de zonnepanelenindustrie waar bedrijven verdwijnen. Maar de volgende sector in Europa die hier last van krijgt is de auto-industrie."
Aangepast 8 februari 2024 07:10
Eind januari ging Exasun failliet, de oudste zonnepanelenproducent van Nederland. Kapot geconcurreerd door China, zegt het bedrijf. Het faillissement staat niet op zichzelf, zegt de branche. De helft van de Europese industrie staat op omvallen.
Het dumpen van goedkope Chinese panelen op de Europese markt zal nog zeker een jaar tot anderhalf jaar aanhouden, denkt Jan-Jaap van Os, medeoprichter van Exasun.
Chinese zonnepanelen overspoelen de laatste jaren de Europese markt. Dat is goed nieuws voor consumenten, want de prijs van panelen is hard gedaald. Maar Europese producenten hebben grote moeite om hun panelen te verkocht te krijgen door het overschot aan goedkopere Chinese spullen.
Volgens de Europese brancheorganisatie van zonnepanelenproducenten ESMC liggen er op dit moment 140 tot 170 miljoen Chinese panelen in de Europese havens en magazijnen. Dat is genoeg voor 70 tot 85 gigawatt aan productiecapaciteit. Ter vergelijking: in 2023 werd er 56 gigawatt aan productiecapaciteit met zonnepanelen geïnstalleerd.
Er ligt nu kortom meer in de opslag dan dat er in een jaar kan worden geïnstalleerd. De toevoer van nieuwe panelen blijft bovendien hoog.
Hoge productiekosten zonnepanelen
Het Zwitserse bedrijf Meyer Burger, een van de grootste Europese producenten van zonnepanelen, besloot in januari om de productie van Duitsland naar de Verenigde Staten te verplaatsen. Reden: de te hoge productiekosten.
Twee belangrijke Noorse producenten van wafers, het belangrijkste onderdeel van de zonnepanelen, zijn ermee gestopt. Ook onder de ongeveer honderdvijftig producenten van panelen in Europa is een slagveld gaande.
Faillissementen dreigen
De Europese producenten, verenigd in de ESMC, denken dat in de komende acht weken de helft van de productiecapaciteit in Europa gaat verdwijnen. Door energieprijzen die vier tot zes keer hoger liggen in Europa dan in de Verenigde Staten en China is de stroomvretende productie van panelen hier veel duurder.
In de VS en China zijn de kosten lager, omdat voor de productie veel meer gebruik wordt gemaakt van goedkoper, maar vervuilend, gas en steenkool. Ook zijn de belastingen in de landen lager.
Exasun zag geen herstel
Eind januari ging het Nederlandse Exasun failliet. Het bedrijf met op het laatst nog 26 medewerkers in een fabriek in Den Haag ziet de concurrentie van China als belangrijkste oorzaak, zo vertelt medeoprichter Jan-Jaap van Os. Opgericht in 2015 is het de oudste zonnepanelenfabrikant van Nederland.
"Door het praktisch sluiten van de grenzen voor Chinese zonnepanelen door India en de Verenigde Staten ontstond er een groot overschot op de Europese markt, waardoor de verkoopprijzen met ruim 50 procent daalden. We hebben het een tijdlang geprobeerd, onder meer door met minder dan de helft van de mensen te werken. Maar we zagen geen herstel."
En dat gaat er ook niet komen, zo voorziet Van Os: "Chinese bedrijven zijn vele malen groter en verkopen ook aantoonbaar tegen de helft van hun kostprijs. De Europese Unie komt daar niet tegen in beweging."
Nederland telt nog vijf andere zonnepanelenproducenten, die het volgens Van Os ook niet gemakkelijk hebben
Europa niet zelfvoorzienend met zonnepanelen
De EU had in 2022 juist grote plannen om meer zelfvoorzienend te worden bij de productie van zonnepanelen. Zeker 30 procent moest uit Europa gaan komen. Nu is dat nog geen 5 procent.
Volgens Van Os is Europa niet kritisch genoeg naar de Chinezen. "De EU kijkt goed naar hoe we meer circulair kunnen worden en stimuleert het maken van hogere kwaliteit panelen. Maar tegen die goedkope import doen ze niets."
Straks ook de autosector kapot?
Volgens Van Os en andere marktkenners moeten de energieprijzen voor de bedrijven omlaag. Energie is de belangrijkste kostenpost bij de productie van panelen, maar daarbij worden de bedrijven niet geholpen. "De subsidie gaat nu te vaak naar de investering bij het opzetten van de fabriek", zegt Van Os.
Hij vindt dat die steun veel meer aan de energierekening moet kunnen worden besteed en dat er importheffingen moeten komen. Europa moet snel actie ondernemen, zegt hij. "Het is nu de zonnepanelenindustrie waar bedrijven verdwijnen. Maar de volgende sector in Europa die hier last van krijgt is de auto-industrie."
Op beurzig vaak geband nu heb ik daar aleen nog de types:
meeus, tommie, brugge, motor, lukaku, frank1, Kelly02
Groet geertje
meeus, tommie, brugge, motor, lukaku, frank1, Kelly02
Groet geertje
- Lieve16
- Forumveteraan
- Berichten: 3427
- Lid geworden op: 06 nov 2021 11:08
- Heeft bedankt: 4255 maal
- Is bedankt: 6505 maal
Re: Allerlei (financiële) info
Wie zijn geld aan het werk wil zetten, kijkt ook best eens naar de overheid: financieel expert geeft raad
Een nieuwe staatsbon staat in de steigers en een overheidsobligatie met een looptijd van 30 jaar haalt miljarden op. Biedt de overheid betere mogelijkheden voor spaarders en beleggers dan de beurs? Nochtans sneuvelen ook daar records. Financieel expert Pascal Paepen (Spaarvarkens.be) wikt en weegt de opties.
PAUL NOTELTEIRS 10 februari 2024, 06:00
Weinigen stralen meer empathie uit dan bankdirecteurs, maar tot zijn eigen grote spijt moest Johan Thijs als CEO van KBC Groep vrijdag toch een vermanend vingertje tonen. Een half jaar nadat minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) 21,9 miljard euro ophaalde met zijn eenjarige staatsbon, wil die dat kunstje graag nog eens overdoen.
Van Peteghem broedt op een plan voor een nieuwe staatsbon met een netto rendement van ongeveer 2,4 procent en dat zien ze bij KBC niet graag gebeuren. Telkens wanneer een miljard euro van KBC-rekeningen naar de staatsbon stroomt, kost dat de bank 25 miljoen euro. In De Standaard waarschuwde Thijs daarom dat KBC deze keer anders zou reageren.
Straffe taal, al wijst Pascal Paepen als econoom en docent aan de KU Leuven en Thomas More, er wel op dat de banken de vorige actie sowieso al pareerden. “KBC heeft ook na de eerste staatsbon al kosten doorgerekend. De gratis basisrekening kost nu 2 euro per maand, beleggingsclubs betalen meer en ook woonkredieten werden duurder.”
De waarschuwing van Thijs hoeft dus geen reden te zijn om niet voor de staatsbon in te tekenen, maar de vraag is wel of het systeem vandaag nog wel zin heeft. Van Peteghem wilde banken via de staatsbon aanmoedigen hun rentevoeten op te trekken, wat vele ondertussen ook deden. Een aandachtspunt is bovendien dat experts verwachten dat de Europese Centrale Bank (ECB) de rente tegen de zomer zal verlagen. Wie in de komende weken voor een eenjarige staatsbon intekent, krijgt zijn inleg daardoor terug op een moment dat de interest waarschijnlijk wat gedaald is.
“Dan dreigt het herbeleggingsrisico, waarbij je je geld opnieuw moet investeren tegen een lager rendement.” De staatsbon is daarom misschien niet de verstandigste investering, al levert het nog altijd meer op dan het spaarboekje.
RENDEMENT VASTKLIKKEN
Wie zijn geld aan het werk wil zetten, kan nog andere paden bewandelen. Een van de financiële trends van de laatste weken is bijvoorbeeld de overheidsobligatie (OLO). Woensdag gaf het Federaal Agentschap van de Schuld voor 5 miljard aan OLO’s met een looptijd van 30 jaar en een jaarlijkse couponrente van 3,5 procent uit. Alleen was de vraag veel groter: het orderboekje lag na enkele uren al op 62 miljard euro.
Het Agentschap wil sowieso nog meer obligaties uitgeven en daar kunnen beleggers wel degelijk van profiteren. Als de rente uiteindelijk weer zakt en mensen willen na enkele jaren hun geld elders investeren, kunnen ze de obligatie verkopen. Ze kunnen dan extra profiteren, want kopers willen vaak maar wat graag het hoogst mogelijke rendement voor hun geld vastklikken. “Zulke langlopende obligaties brengen soms wel risico’s met zich mee”, zegt Paepen. Als de inflatie bijvoorbeeld verder de hoogte ingaat, dreigt het tegenovergestelde effect.
RECORDBEURZEN
Wie zijn spaargeld voor een langere tijd kan missen, richt zich best tot de beurs. De gemengde fondsen met aandelen en obligaties kunnen zeker interessant zijn, ook wanneer de rente straks naar beneden zou gaan. Op verschillende beurzen werden de voorbije weken records gebroken: AEX, de belangrijkste beursindex in Nederland, staat zo op het hoogste punt ooit. Ook in de Verenigde Staten en Duitsland worden indrukwekkende resultaten opgetekend.
Dit alles maakt het des te verrassender dat de Bel-20 absoluut niet kan stunten. Sinds begin dit jaar ging de Belgische beursindex zelfs in het rood.
“De Bel-20 is eigenlijk een slechte index met een zwakke reputatie”, vertelt Paepen. Een deel van het probleem ligt volgens hem bij de samenstelling van de index. Vastgoedontwikkelaar VGP en Colruyt werden bijvoorbeeld uit de index gegooid vorig jaar, terwijl die bedrijven het nu weer een stuk beter doen.
De teleurstellende cijfers zijn er ook door het vrij hoge aantal vastgoedbedrijven in de korf. Zij maken door de hoge hypotheekrentes allemaal moeilijke tijden door. In andere landen wordt de groei vooral waargenomen bij de technologiebedrijven, maar dat is traditioneel een sector waarin ons land minder sterk staat.
Ondertussen kregen ook bedrijven als AB Inbev klappen door een controversiële reclamecampagne in de Verenigde Staten, al deed een bemoedigend woordje van ex-president Donald Trump het aandeel alweer wat opveren.
Een beginnende belegger kan ervoor kiezen om zelf in alle afzonderlijke bedrijven uit de Bel-20 te investeren, maar dat lijkt geen al te best idee. Al is het maar omdat verschillende succesverhalen uit het Belgische bedrijfsleven niet in de beursindex opgenomen zijn. Lotus Bakeries draaide vorig jaar bijvoorbeeld voor het eerst in zijn geschiedenis een miljard euro omzet, maar maakt geen deel uit van de Brusselse sterindex.
Beleggers staren zich daarom best niet blind op de grootste beursindexen uit afzonderlijke landen. “Een belegger moet een beetje een wereldburger zijn”, zegt Paepen. “Amerika, India en Japan doen het momenteel erg goed. Je moet zo goed mogelijk diversifiëren.”
Een nieuwe staatsbon staat in de steigers en een overheidsobligatie met een looptijd van 30 jaar haalt miljarden op. Biedt de overheid betere mogelijkheden voor spaarders en beleggers dan de beurs? Nochtans sneuvelen ook daar records. Financieel expert Pascal Paepen (Spaarvarkens.be) wikt en weegt de opties.
PAUL NOTELTEIRS 10 februari 2024, 06:00
Weinigen stralen meer empathie uit dan bankdirecteurs, maar tot zijn eigen grote spijt moest Johan Thijs als CEO van KBC Groep vrijdag toch een vermanend vingertje tonen. Een half jaar nadat minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) 21,9 miljard euro ophaalde met zijn eenjarige staatsbon, wil die dat kunstje graag nog eens overdoen.
Van Peteghem broedt op een plan voor een nieuwe staatsbon met een netto rendement van ongeveer 2,4 procent en dat zien ze bij KBC niet graag gebeuren. Telkens wanneer een miljard euro van KBC-rekeningen naar de staatsbon stroomt, kost dat de bank 25 miljoen euro. In De Standaard waarschuwde Thijs daarom dat KBC deze keer anders zou reageren.
Straffe taal, al wijst Pascal Paepen als econoom en docent aan de KU Leuven en Thomas More, er wel op dat de banken de vorige actie sowieso al pareerden. “KBC heeft ook na de eerste staatsbon al kosten doorgerekend. De gratis basisrekening kost nu 2 euro per maand, beleggingsclubs betalen meer en ook woonkredieten werden duurder.”
De waarschuwing van Thijs hoeft dus geen reden te zijn om niet voor de staatsbon in te tekenen, maar de vraag is wel of het systeem vandaag nog wel zin heeft. Van Peteghem wilde banken via de staatsbon aanmoedigen hun rentevoeten op te trekken, wat vele ondertussen ook deden. Een aandachtspunt is bovendien dat experts verwachten dat de Europese Centrale Bank (ECB) de rente tegen de zomer zal verlagen. Wie in de komende weken voor een eenjarige staatsbon intekent, krijgt zijn inleg daardoor terug op een moment dat de interest waarschijnlijk wat gedaald is.
“Dan dreigt het herbeleggingsrisico, waarbij je je geld opnieuw moet investeren tegen een lager rendement.” De staatsbon is daarom misschien niet de verstandigste investering, al levert het nog altijd meer op dan het spaarboekje.
RENDEMENT VASTKLIKKEN
Wie zijn geld aan het werk wil zetten, kan nog andere paden bewandelen. Een van de financiële trends van de laatste weken is bijvoorbeeld de overheidsobligatie (OLO). Woensdag gaf het Federaal Agentschap van de Schuld voor 5 miljard aan OLO’s met een looptijd van 30 jaar en een jaarlijkse couponrente van 3,5 procent uit. Alleen was de vraag veel groter: het orderboekje lag na enkele uren al op 62 miljard euro.
Het Agentschap wil sowieso nog meer obligaties uitgeven en daar kunnen beleggers wel degelijk van profiteren. Als de rente uiteindelijk weer zakt en mensen willen na enkele jaren hun geld elders investeren, kunnen ze de obligatie verkopen. Ze kunnen dan extra profiteren, want kopers willen vaak maar wat graag het hoogst mogelijke rendement voor hun geld vastklikken. “Zulke langlopende obligaties brengen soms wel risico’s met zich mee”, zegt Paepen. Als de inflatie bijvoorbeeld verder de hoogte ingaat, dreigt het tegenovergestelde effect.
RECORDBEURZEN
Wie zijn spaargeld voor een langere tijd kan missen, richt zich best tot de beurs. De gemengde fondsen met aandelen en obligaties kunnen zeker interessant zijn, ook wanneer de rente straks naar beneden zou gaan. Op verschillende beurzen werden de voorbije weken records gebroken: AEX, de belangrijkste beursindex in Nederland, staat zo op het hoogste punt ooit. Ook in de Verenigde Staten en Duitsland worden indrukwekkende resultaten opgetekend.
Dit alles maakt het des te verrassender dat de Bel-20 absoluut niet kan stunten. Sinds begin dit jaar ging de Belgische beursindex zelfs in het rood.
“De Bel-20 is eigenlijk een slechte index met een zwakke reputatie”, vertelt Paepen. Een deel van het probleem ligt volgens hem bij de samenstelling van de index. Vastgoedontwikkelaar VGP en Colruyt werden bijvoorbeeld uit de index gegooid vorig jaar, terwijl die bedrijven het nu weer een stuk beter doen.
De teleurstellende cijfers zijn er ook door het vrij hoge aantal vastgoedbedrijven in de korf. Zij maken door de hoge hypotheekrentes allemaal moeilijke tijden door. In andere landen wordt de groei vooral waargenomen bij de technologiebedrijven, maar dat is traditioneel een sector waarin ons land minder sterk staat.
Ondertussen kregen ook bedrijven als AB Inbev klappen door een controversiële reclamecampagne in de Verenigde Staten, al deed een bemoedigend woordje van ex-president Donald Trump het aandeel alweer wat opveren.
Een beginnende belegger kan ervoor kiezen om zelf in alle afzonderlijke bedrijven uit de Bel-20 te investeren, maar dat lijkt geen al te best idee. Al is het maar omdat verschillende succesverhalen uit het Belgische bedrijfsleven niet in de beursindex opgenomen zijn. Lotus Bakeries draaide vorig jaar bijvoorbeeld voor het eerst in zijn geschiedenis een miljard euro omzet, maar maakt geen deel uit van de Brusselse sterindex.
Beleggers staren zich daarom best niet blind op de grootste beursindexen uit afzonderlijke landen. “Een belegger moet een beetje een wereldburger zijn”, zegt Paepen. “Amerika, India en Japan doen het momenteel erg goed. Je moet zo goed mogelijk diversifiëren.”
Een nieuw leven kan je niet beginnen, wel elke dag een nieuwe dag!
- charel01
- Forumveteraan
- Berichten: 7086
- Lid geworden op: 06 nov 2021 09:52
- Heeft bedankt: 9914 maal
- Is bedankt: 8062 maal
Re: Allerlei (financiële) info
2.100 euro voor een kamer in een woonzorgcentrum: wat zijn je opties als je dat niet kan betalen?
Steeds meer mensen vragen zich af of hun pensioen zal volstaan om van hun oude dag te genieten. Geen onterechte vraag, want de gemiddelde prijs voor een kamer in een woonzorgcentrum bereikte vorig jaar met 2.100 euro per maand een nieuw record. Een assistentiewoning of thuiszorg kunnen een alternatief bieden, maar zijn die financieel interessanter en moet je dan op bepaalde zaken inboeten? Wij zochten het uit.
De gemiddelde prijs voor een kamer in een woonzorgcentrum gaat al enkele jaren in stijgende lijn. In 2023 rondde die prijs voor het eerst de kaap van 2.000 euro per maand. Dat blijkt uit cijfers van het Vlaamse Departement Zorg, dat de gegevens voor 819 woonzorgcentra bundelt. Concreet kostte een rusthuiskamer vorig jaar gemiddeld maar liefst 70 euro per dag of 2.100 euro per maand. Het gaat om een stijging met 10 procent ten opzichte van het jaar daarvoor, goed voor de grootste klim in vijf jaar.
Meer dan enkel inflatie
Aan de basis van die prijsstijging liggen diverse factoren. Niet alleen de algemene inflatie speelt een rol. De afgelopen vijf jaar bedroeg die 19 procent, maar over dezelfde periode ging de dagprijs voor een kamer op veel plekken met 50 procent of meer omhoog.
Tijdens de energiecrisis mochten de woonzorgcentra gedurende anderhalf jaar (tussen 1 maart 2022 en 31 augustus 2023) de dagprijs voor een kamer iedere zes maanden indexeren. 223 woonzorgcentra indexeerden hun dagprijs één keer, 583 deden dat twee keer. Ook wzc’s die uitbreiden of vernieuwen, kunnen een prijsverhoging doorvoeren.
Assistentiewoning of serviceflat
De prijsstijgingen van de afgelopen vijf jaar roepen bij veel mensen vragen op. Zal een verblijf in een woonzorgcentrum voor hen nog mogelijk zijn? Daarom bekijken ze alternatieven, zoals een assistentiewoning. Zo’n wooneenheid is geschikt voor 65-plussers die zelf nog goed uit de voeten kunnen, maar tegelijk op zoek zijn naar of nood hebben aan een omgeving die meer comfort, veiligheid en sociaal contact biedt.
Heel wat mensen gebruiken de termen ‘assistentiewoning’ en ‘serviceflat’ door elkaar, terwijl er wel degelijk een verschil is. ‘Assistentiewoning’ is de enige officiële benaming, wat wil zeggen dat zo’n woning moet voldoen aan een aantal wettelijke minimumvereisten. Bij een serviceflat is dat niet het geval. Ga dus steeds goed na of het om een erkende assistentiewoning gaat wanneer je een woning met zorgondersteuning wil huren of kopen.
Verschillen, ook in prijs
Het grootste verschil met een verblijf in een woonzorgcentrum, zit in de zekere graad van zelfstandigheid die je als oudere in een assistentiewoning blijft behouden. Diensten zoals poetshulp, warme maaltijden of thuisverpleging zijn er optioneel. Extra ondersteuning krijg je enkel wanneer dat nodig is, en dat vertaalt zich in een gemiddeld lagere prijs dan de huurprijs voor een kamer in een woonzorgcentrum.
Uit de gegevens van het Departement Zorg blijkt dat een kamer in een woonzorgcentrum voor een dagprijs onder de 60 euro nog maar moeilijk te vinden is. Ook voor een assistentiewoning betaal je een dagprijs. Die bestaat doorgaans uit twee componenten: een wooncomponent en een servicecomponent. Voor een assistentiewoning van Zorgbedrijf Vlaanderen, dat 1.400 erkende assistentiewoningen heeft in 28 Vlaamse steden en gemeenten, ligt de totale prijs rond de 37 euro per dag. Op maandbasis komt dat neer op 1.100 euro.
Uiteraard lopen de prijzen sterk uiteen, afhankelijk van de staat en de ligging van de assistentiewoning. Maar het prijsverschil met een woonzorgcentrum is wel significant. “In een woonzorgcentrum hebben bewoners dan ook 24 uur op 24 verpleegkundige permanentie en staat er een uitgebreid zorgteam klaar. Ze betalen ook voor kost en inwoon. In een assistentiewoning woon je zelfstandiger: je huurt een aangepaste woning met een oproepbaar contactpersoon en een crisisinterventieteam als extra”, zegt Valerie Weekers, woordvoerder van het Departement Zorg. Puur financieel en op basis van de gemiddelde prijs is dit dus een interessantere optie. Maar in veel gevallen is het natuurlijk de hulpbehoevendheid die de doorslag zal geven.
Gezinszorg: hulp aan huis
Veel mensen kiezen ervoor om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Dat valt om heel wat redenen te begrijpen: je hoeft niet op zoek te gaan naar een geschikt woonzorgcentrum, je vermijdt gedoe met wachtlijsten en er is natuurlijk ook het financiële aspect. Maar zelfstandig blijven wonen is niet altijd eenvoudig. Gezinszorg biedt hierin ondersteuning.
Ook hier gaat het om een breed begrip. Gezinszorg biedt persoonsverzorging (wassen, aankleden, verzorging), hulp in het huishouden (boodschappen, koken, wassen, strijken, poetsen) of hulp bij karweitjes. Thuiszorg of thuishulp zijn andere voorkomende benamingen. Aan het inschakelen van gezinszorg gaat altijd een sociaal onderzoek vooraf om te bepalen wat de noden zijn en om een plan op te stellen. Doorgaans komt er iemand een aantal dagen per week langs, telkens voor een aantal uren.
Voor gezinszorg betaal je een bijdrage per uur. Die hangt af van je (pensioen)inkomen, maar ook uitzonderlijke kosten en sociale tegemoetkomingen worden in rekening gebracht. Een navraag bij Zorggezind, de federatie voor gezinszorg, leert ons dat de doorsneeprijs voor gezinszorg rond de 8 euro per uur schommelt, berekend op een gemiddeld pensioeninkomen van 1.753 euro bruto per maand. Komt iemand drie dagen per de week bij jou langs voor drie uur, dan betaal je daar maandelijks zo’n 312 euro voor.
Let wel: deze kosten kunnen sterk uiteenlopen afhankelijk van je pensioen, het inkomen van je partner en eventuele uitzonderlijke kosten en tegemoetkomingen.
Dagverzorgingscentra
Naast thuis wonen, een verblijf in een woonzorgcentrum of een assistentiewoning, is er ook nog een tussenmogelijkheid: het dagverzorgingscentrum. Dat biedt overdag verzorging en opvang aan ouderen. De meeste senioren die er gebruik van maken, gaan er verschillende dagen per week langs en het personeel helpt hen er onder meer met wassen en verzorging. Het centrum organiseert ook revalidatie- en ontspanningsactiviteiten met alle bezoekers.
Als gebruiker betaal je een dagprijs of uurprijs. Die verschillen in de diverse Vlaamse dagverzorgingscentra. Zo bedraagt de dagprijs in dagverzorgingscentrum Het Heiveld in Sint-Amandsberg (Gent), waar senioren van maandag tot vrijdag terecht kunnen van 8 tot 17 uur, 23,96 euro. Voor drie dagen per week komt dat neer op 312 euro per maand. Een kappersbeurt of pedicure zijn niet in de prijs inbegrepen.
Budgetten voor zorgbehoevenden
De betaalbaarheid van je oude dag hangt dus sterk af van de hulp waarvan je gebruikmaakt. Uiteraard staan je zorgnood en levenscomfort altijd op de eerste plaats. Blijkt een verblijf in een woonzorgcentrum of een assistentiewoning noodzakelijk, maar financieel moeilijk haalbaar, dan kan je als oudere rekenen op enkele tegemoetkomingen.
Zo heeft iedere 65-plusser met een zorgnood en een beperkt inkomen recht op een zorgbudget. Dat budget bedraagt minimaal 104 euro en maximaal 696 euro per maand en is afhankelijk van hoeveel zorg je nodig hebt, maar ook van je (gezins)inkomen. Daarnaast is er ook nog het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden, waar iedereen die in een woonzorgcentrum verblijft recht op heeft, evenals thuiswonende ouderen. Die vroegere zorgverzekering bedraagt 140 euro per maand en heeft geen leeftijdsgrens.
Voor senioren die de eindjes moeilijk aan elkaar kunnen knopen, is er ook de inkomensgarantie voor ouderen. Hoeveel je krijgt, hangt opnieuw af van je inkomen en de gezinssituatie. Als alleenstaande heb je enkel recht op een inkomensgarantie als je inkomen minder dan 1.519,01 euro bruto per maand bedraagt. Voor samenwonenden ligt die grens op 1.012,67 euro. De inkomensgarantie die je ontvangt, is exact gelijk aan het verschil tussen bovengenoemde inkomensgrens en je inkomen.
Bron:"HLN"
Steeds meer mensen vragen zich af of hun pensioen zal volstaan om van hun oude dag te genieten. Geen onterechte vraag, want de gemiddelde prijs voor een kamer in een woonzorgcentrum bereikte vorig jaar met 2.100 euro per maand een nieuw record. Een assistentiewoning of thuiszorg kunnen een alternatief bieden, maar zijn die financieel interessanter en moet je dan op bepaalde zaken inboeten? Wij zochten het uit.
De gemiddelde prijs voor een kamer in een woonzorgcentrum gaat al enkele jaren in stijgende lijn. In 2023 rondde die prijs voor het eerst de kaap van 2.000 euro per maand. Dat blijkt uit cijfers van het Vlaamse Departement Zorg, dat de gegevens voor 819 woonzorgcentra bundelt. Concreet kostte een rusthuiskamer vorig jaar gemiddeld maar liefst 70 euro per dag of 2.100 euro per maand. Het gaat om een stijging met 10 procent ten opzichte van het jaar daarvoor, goed voor de grootste klim in vijf jaar.
Meer dan enkel inflatie
Aan de basis van die prijsstijging liggen diverse factoren. Niet alleen de algemene inflatie speelt een rol. De afgelopen vijf jaar bedroeg die 19 procent, maar over dezelfde periode ging de dagprijs voor een kamer op veel plekken met 50 procent of meer omhoog.
Tijdens de energiecrisis mochten de woonzorgcentra gedurende anderhalf jaar (tussen 1 maart 2022 en 31 augustus 2023) de dagprijs voor een kamer iedere zes maanden indexeren. 223 woonzorgcentra indexeerden hun dagprijs één keer, 583 deden dat twee keer. Ook wzc’s die uitbreiden of vernieuwen, kunnen een prijsverhoging doorvoeren.
Assistentiewoning of serviceflat
De prijsstijgingen van de afgelopen vijf jaar roepen bij veel mensen vragen op. Zal een verblijf in een woonzorgcentrum voor hen nog mogelijk zijn? Daarom bekijken ze alternatieven, zoals een assistentiewoning. Zo’n wooneenheid is geschikt voor 65-plussers die zelf nog goed uit de voeten kunnen, maar tegelijk op zoek zijn naar of nood hebben aan een omgeving die meer comfort, veiligheid en sociaal contact biedt.
Heel wat mensen gebruiken de termen ‘assistentiewoning’ en ‘serviceflat’ door elkaar, terwijl er wel degelijk een verschil is. ‘Assistentiewoning’ is de enige officiële benaming, wat wil zeggen dat zo’n woning moet voldoen aan een aantal wettelijke minimumvereisten. Bij een serviceflat is dat niet het geval. Ga dus steeds goed na of het om een erkende assistentiewoning gaat wanneer je een woning met zorgondersteuning wil huren of kopen.
Verschillen, ook in prijs
Het grootste verschil met een verblijf in een woonzorgcentrum, zit in de zekere graad van zelfstandigheid die je als oudere in een assistentiewoning blijft behouden. Diensten zoals poetshulp, warme maaltijden of thuisverpleging zijn er optioneel. Extra ondersteuning krijg je enkel wanneer dat nodig is, en dat vertaalt zich in een gemiddeld lagere prijs dan de huurprijs voor een kamer in een woonzorgcentrum.
Uit de gegevens van het Departement Zorg blijkt dat een kamer in een woonzorgcentrum voor een dagprijs onder de 60 euro nog maar moeilijk te vinden is. Ook voor een assistentiewoning betaal je een dagprijs. Die bestaat doorgaans uit twee componenten: een wooncomponent en een servicecomponent. Voor een assistentiewoning van Zorgbedrijf Vlaanderen, dat 1.400 erkende assistentiewoningen heeft in 28 Vlaamse steden en gemeenten, ligt de totale prijs rond de 37 euro per dag. Op maandbasis komt dat neer op 1.100 euro.
Uiteraard lopen de prijzen sterk uiteen, afhankelijk van de staat en de ligging van de assistentiewoning. Maar het prijsverschil met een woonzorgcentrum is wel significant. “In een woonzorgcentrum hebben bewoners dan ook 24 uur op 24 verpleegkundige permanentie en staat er een uitgebreid zorgteam klaar. Ze betalen ook voor kost en inwoon. In een assistentiewoning woon je zelfstandiger: je huurt een aangepaste woning met een oproepbaar contactpersoon en een crisisinterventieteam als extra”, zegt Valerie Weekers, woordvoerder van het Departement Zorg. Puur financieel en op basis van de gemiddelde prijs is dit dus een interessantere optie. Maar in veel gevallen is het natuurlijk de hulpbehoevendheid die de doorslag zal geven.
Gezinszorg: hulp aan huis
Veel mensen kiezen ervoor om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Dat valt om heel wat redenen te begrijpen: je hoeft niet op zoek te gaan naar een geschikt woonzorgcentrum, je vermijdt gedoe met wachtlijsten en er is natuurlijk ook het financiële aspect. Maar zelfstandig blijven wonen is niet altijd eenvoudig. Gezinszorg biedt hierin ondersteuning.
Ook hier gaat het om een breed begrip. Gezinszorg biedt persoonsverzorging (wassen, aankleden, verzorging), hulp in het huishouden (boodschappen, koken, wassen, strijken, poetsen) of hulp bij karweitjes. Thuiszorg of thuishulp zijn andere voorkomende benamingen. Aan het inschakelen van gezinszorg gaat altijd een sociaal onderzoek vooraf om te bepalen wat de noden zijn en om een plan op te stellen. Doorgaans komt er iemand een aantal dagen per week langs, telkens voor een aantal uren.
Voor gezinszorg betaal je een bijdrage per uur. Die hangt af van je (pensioen)inkomen, maar ook uitzonderlijke kosten en sociale tegemoetkomingen worden in rekening gebracht. Een navraag bij Zorggezind, de federatie voor gezinszorg, leert ons dat de doorsneeprijs voor gezinszorg rond de 8 euro per uur schommelt, berekend op een gemiddeld pensioeninkomen van 1.753 euro bruto per maand. Komt iemand drie dagen per de week bij jou langs voor drie uur, dan betaal je daar maandelijks zo’n 312 euro voor.
Let wel: deze kosten kunnen sterk uiteenlopen afhankelijk van je pensioen, het inkomen van je partner en eventuele uitzonderlijke kosten en tegemoetkomingen.
Dagverzorgingscentra
Naast thuis wonen, een verblijf in een woonzorgcentrum of een assistentiewoning, is er ook nog een tussenmogelijkheid: het dagverzorgingscentrum. Dat biedt overdag verzorging en opvang aan ouderen. De meeste senioren die er gebruik van maken, gaan er verschillende dagen per week langs en het personeel helpt hen er onder meer met wassen en verzorging. Het centrum organiseert ook revalidatie- en ontspanningsactiviteiten met alle bezoekers.
Als gebruiker betaal je een dagprijs of uurprijs. Die verschillen in de diverse Vlaamse dagverzorgingscentra. Zo bedraagt de dagprijs in dagverzorgingscentrum Het Heiveld in Sint-Amandsberg (Gent), waar senioren van maandag tot vrijdag terecht kunnen van 8 tot 17 uur, 23,96 euro. Voor drie dagen per week komt dat neer op 312 euro per maand. Een kappersbeurt of pedicure zijn niet in de prijs inbegrepen.
Budgetten voor zorgbehoevenden
De betaalbaarheid van je oude dag hangt dus sterk af van de hulp waarvan je gebruikmaakt. Uiteraard staan je zorgnood en levenscomfort altijd op de eerste plaats. Blijkt een verblijf in een woonzorgcentrum of een assistentiewoning noodzakelijk, maar financieel moeilijk haalbaar, dan kan je als oudere rekenen op enkele tegemoetkomingen.
Zo heeft iedere 65-plusser met een zorgnood en een beperkt inkomen recht op een zorgbudget. Dat budget bedraagt minimaal 104 euro en maximaal 696 euro per maand en is afhankelijk van hoeveel zorg je nodig hebt, maar ook van je (gezins)inkomen. Daarnaast is er ook nog het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden, waar iedereen die in een woonzorgcentrum verblijft recht op heeft, evenals thuiswonende ouderen. Die vroegere zorgverzekering bedraagt 140 euro per maand en heeft geen leeftijdsgrens.
Voor senioren die de eindjes moeilijk aan elkaar kunnen knopen, is er ook de inkomensgarantie voor ouderen. Hoeveel je krijgt, hangt opnieuw af van je inkomen en de gezinssituatie. Als alleenstaande heb je enkel recht op een inkomensgarantie als je inkomen minder dan 1.519,01 euro bruto per maand bedraagt. Voor samenwonenden ligt die grens op 1.012,67 euro. De inkomensgarantie die je ontvangt, is exact gelijk aan het verschil tussen bovengenoemde inkomensgrens en je inkomen.
Bron:"HLN"
Ik leef als een kieken zonder kop en gedraag me soms zo.
- Lieve16
- Forumveteraan
- Berichten: 3427
- Lid geworden op: 06 nov 2021 11:08
- Heeft bedankt: 4255 maal
- Is bedankt: 6505 maal
Re: Allerlei (financiële) info
In 10 seconden geld overschrijven: Europees Parlement verplicht banken tot instantbetalingen zonder extra kosten
Een betaling via overschrijving zal binnenkort slechts 10 seconden mogen duren. Het Europees Parlement verplicht alle Europese banken om de zogenoemde instantoverschrijvingen aan te bieden, zonder extra kosten.
Zico Saerens
wo 07 feb 13:41
Wie vandaag de dag op een betaling via overschrijving wacht, moet soms wel wat geduld hebben, zeker als de betaler een rekening heeft bij een andere bank. Momenteel moeten overschrijvingen de volgende werkdag verwerkt zijn, maar door weekends en feestdagen kan het soms oplopen tot enkele dagen.
Sinds 2017 bestaan de zogenoemde instantoverschrijvingen, een betaling die binnen de tien seconden van de ene op de andere rekening staat. Dat gebeurt de klok rond en ook in weekends en op feestdagen.
Tot nog toe niet overal (gratis)
Het was een vrijwillig initiatief, de banken hoefden er dus niet mee in te stappen. In België gebeurde dat wel in 2019. Een hele hoop banken voerden toen de nieuwe manier van overschrijven in, maar niet overal was de dienst gratis. Ondertussen is dat bij de meeste grootbanken wel het geval, al is de situatie nog steeds wisselend.
Het aandeel instantbetalingen stijgt daardoor in ons land, maar het is zeker nog niet de standaard. Momenteel gaat het om een op de vijf van alle individuele overschrijvingen, zo blijkt uit cijfers van Febelfin, de Belgische federatie voor de bankensector.
Op Europees vlak is de situatie erg verschillend van land tot land. Sommige landen zijn volledig op de kar gesprongen, zoals Nederland. In andere landen gaat de omschakeling fors trager.
Verplichting
Tijd om een tandje bij te steken, vindt het Europees Parlement, dat vandaag beslist heeft om Europese banken te verplichten die instantoverschrijvingen aan te bieden tegen dezelfde kosten als een gewone betaling. In ons land betekent dat dus de facto gratis.
Die betalingen moeten mogelijk zijn binnen hetzelfde land, maar ook naar andere Europese landen.
Voor alle duidelijkheid: dat betekent daarom nog niet dat de banken de instantoverschrijving als standaard naar voren zullen schuiven. Het zou kunnen dat je daar nog apart voor moet kiezen.
Bancontact en Payconiq
Een betaling via bancontact zal niet onder de nieuwe regels vallen, omdat het daar gaat om kaartbetalingen. Voor de mobiele betalingsdienst Payconiq gelden de regels normaal ook niet, al zit er achter die QR-code eigenlijk een overschrijving. Als jouw bank die instantoverschrijving aanbiedt, zal je Payconiq-betaling ook in 10 seconden gebeurd zijn.
De maatregel gaat niet meteen in. Alle landen krijgen een jaar de tijd om hem in te voeren. Lidstaten waar de euro niet is ingevoerd, moeten na een langere overgangsperiode ook de regels toepassen, als hun financiële instellingen al reguliere overschrijvingen in euro aanbieden.
Een betaling via overschrijving zal binnenkort slechts 10 seconden mogen duren. Het Europees Parlement verplicht alle Europese banken om de zogenoemde instantoverschrijvingen aan te bieden, zonder extra kosten.
Zico Saerens
wo 07 feb 13:41
Wie vandaag de dag op een betaling via overschrijving wacht, moet soms wel wat geduld hebben, zeker als de betaler een rekening heeft bij een andere bank. Momenteel moeten overschrijvingen de volgende werkdag verwerkt zijn, maar door weekends en feestdagen kan het soms oplopen tot enkele dagen.
Sinds 2017 bestaan de zogenoemde instantoverschrijvingen, een betaling die binnen de tien seconden van de ene op de andere rekening staat. Dat gebeurt de klok rond en ook in weekends en op feestdagen.
Tot nog toe niet overal (gratis)
Het was een vrijwillig initiatief, de banken hoefden er dus niet mee in te stappen. In België gebeurde dat wel in 2019. Een hele hoop banken voerden toen de nieuwe manier van overschrijven in, maar niet overal was de dienst gratis. Ondertussen is dat bij de meeste grootbanken wel het geval, al is de situatie nog steeds wisselend.
Het aandeel instantbetalingen stijgt daardoor in ons land, maar het is zeker nog niet de standaard. Momenteel gaat het om een op de vijf van alle individuele overschrijvingen, zo blijkt uit cijfers van Febelfin, de Belgische federatie voor de bankensector.
Op Europees vlak is de situatie erg verschillend van land tot land. Sommige landen zijn volledig op de kar gesprongen, zoals Nederland. In andere landen gaat de omschakeling fors trager.
Verplichting
Tijd om een tandje bij te steken, vindt het Europees Parlement, dat vandaag beslist heeft om Europese banken te verplichten die instantoverschrijvingen aan te bieden tegen dezelfde kosten als een gewone betaling. In ons land betekent dat dus de facto gratis.
Die betalingen moeten mogelijk zijn binnen hetzelfde land, maar ook naar andere Europese landen.
Voor alle duidelijkheid: dat betekent daarom nog niet dat de banken de instantoverschrijving als standaard naar voren zullen schuiven. Het zou kunnen dat je daar nog apart voor moet kiezen.
Bancontact en Payconiq
Een betaling via bancontact zal niet onder de nieuwe regels vallen, omdat het daar gaat om kaartbetalingen. Voor de mobiele betalingsdienst Payconiq gelden de regels normaal ook niet, al zit er achter die QR-code eigenlijk een overschrijving. Als jouw bank die instantoverschrijving aanbiedt, zal je Payconiq-betaling ook in 10 seconden gebeurd zijn.
De maatregel gaat niet meteen in. Alle landen krijgen een jaar de tijd om hem in te voeren. Lidstaten waar de euro niet is ingevoerd, moeten na een langere overgangsperiode ook de regels toepassen, als hun financiële instellingen al reguliere overschrijvingen in euro aanbieden.
Een nieuw leven kan je niet beginnen, wel elke dag een nieuwe dag!
-
- Verkenner
- Berichten: 39
- Lid geworden op: 01 feb 2022 11:38
- Heeft bedankt: 59 maal
- Is bedankt: 12 maal
Re: Allerlei (financiële) info
Uit De Tijd van dit weekend :
Opmerkelijke advertentie :
"detijdisrijp.be
Private-bankers-pur-sang trekken ook de kaart van "trackers"
Easyvest en Curvo achter na
Opmerkelijke advertentie :
"detijdisrijp.be
Private-bankers-pur-sang trekken ook de kaart van "trackers"
Easyvest en Curvo achter na
- Lieve16
- Forumveteraan
- Berichten: 3427
- Lid geworden op: 06 nov 2021 11:08
- Heeft bedankt: 4255 maal
- Is bedankt: 6505 maal
Re: Allerlei (financiële) info
Ik betaal mijn lidgeld van het ziekenfonds niet, en dan?
https://www.spaargids.be/sparen/algemee ... n-dan.html
https://www.spaargids.be/sparen/algemee ... n-dan.html
Een nieuw leven kan je niet beginnen, wel elke dag een nieuwe dag!
-
WORD GRATIS LID - abonneer op favoriete onderwerpen, gebruik de chatbox en meer
-
-
Laatste reacties
-
-
- Ga naar laatste bericht Politiek (internationaal)
- Ga naar laatste bericht Cofinimmo - COFB - BE0003593044
- Ga naar laatste bericht Aedifica - AED - BE0003851681
- Ga naar laatste bericht Politiek (België)
- Ga naar laatste bericht Mopkes
- Ga naar laatste bericht Beleggen in zilver
- Ga naar laatste bericht Beleggen in de wapenindustrie
- Ga naar laatste bericht Klimaatverandering & milieu en invloed op de beurs
- Ga naar laatste bericht Belastingen wereldwijd
- Ga naar laatste bericht Beleggen in voeding